Ik neem u mee op ontdekkingsreis door de geschiedenis van onze kennis over brein en gedrag. Gedrag dat onmogelijk is zonder beweging. We gaan terug in de tijd, een paar duizend jaar. Voor astronomen en evolutiebiologen een lachwekkend stapje, voor ons een enorme sprong.
In het Egypte van de farao’s was al bekend dat ons brein iets met bewegen te maken heeft. Dat is te lezen in een oud document, dat rond 1860 in handen kwam van een Amerikaan en dat ruim 60 jaar later eindelijk vertaald kon worden..
Galenus die in de straten van Rome secties verrichtte en doceerde, bepaalde bijna 1500 jaar de anatomische kennis en de kennis over onze ‘humores’, onze gesteldheid en het daaruit voortvloeiende gedrag.
De Brabantse arts Vesalius, tijdgenoot van Leonardo da Vinci, verrichtte voor het eerst secties op menselijke overschotten, wat het einde inluidde van de leer van Galenus. Het werd het begin van de anatomie zoals wij die nu kennen.
In de 21e eeuw zijn er mensen die denken dat we ons brein zijn. Is dat een nieuw geloof of is dat een conclusie van wetenschappelijk onderzoek?
Dit boek is een nieuwe geschiedenis van de hersenwetenschap. Of eigenlijk is het veel meer dan dat. Het is een nieuwe geschiedenis van de hersenwetenschap plus de reflectie van één van Nederlands meest ervaren hersenwetenschappers daarop. Of eigenlijk is het nog meer. Het is een nieuwe geschiedenis van de hersenwetenschap plus de reflectie van één van Nederlands meest ervaren hersenwetenschappers die zijn levenswerk schrijft en de lezer trakteert op talloze wetenswaardige en relevante afbeeldingen en anekdotes.
Kennis, afbeeldingen en anekdotes uit de tijd van de farao’s, de romeinen, de middeleeuwers, de Verlichten en zeker ook uit onze tijd, de tijd van Swaab, Lamme en Noé.
Dit boek is een pandemonium van kennis over onze hersenen en over ons bewustzijn. Misschien dat het daarom meer toevoegt aan ons begrip over ons bestaan dan één enkele moderne theorie.
Voor een snelle beweging zijn dikke zenuwen nodig, althans bij inktvissen. Geldt dat ook voor onze topsporters?
Dit boek behandelt vragen als:
Wat zijn de grondslagen van mijn gedrag?
Hoe kan een stel neuronen in mijn hoofd leiden tot een gevoel en een gedachte?
Wat is het verband tussen de materie van mijn brein en mijn onstoffelijke ziel?
Ben ik wie ik zie in de spiegel?
Is mijn prothese van mij of heb ik die te leen? En hoe zit het dan met mijn organen? En als die niet van mij zijn, wie ben ik dan wel?
En het behandelt die vragen in historisch perspectief. Evenals:
Hoe kan het dat het bijna 1500 jaar duurde voordat eindelijk de Brabantse arts Andries van Wesel en het Italiaanse genie Leonardo da Vinci weer durfden af gaan op hun eigen waarnemingen en de experimenten van Galenus uit de tweede eeuw navolging kregen en werden herzien?
En: hoe zag Descartes, die we kennen van ‘Ik denk dus ik ben’ de invloed van het lichaam op dat denken?
Tekstimpressies ‘HET BREIN van farao tot fMRI’
Lelong
In hetzelfde jaar beschreef Broca een tweede patiënt, die een zuiver verlies van het gesproken woord had zonder andere neurologische afwijkingen.
Lelong is een man van vierentachtig jaar, die acht jaar geleden is opgenomen in het verpleeghuis van het Bicêtre, omdat hij mentaal en in spierkracht was achteruit gegaan. Hij is niet verlamd. In april zakte hij in elkaar toen hij de trap afkwam. Gelukkig ving iemand hem op, zodat hij niet op de grond viel. Hij is wel bewusteloos geweest en ik ga ervan uit dat hij een beroerte heeft gehad. In oktober viel hij bij het naar bed gaan op de grond, brak zijn heup en kwam op de afdeling chirurgie terecht, waar ik hem ontmoette. Zijn dochter vertelde me dat hij een verlamming van zijn tong had. Dat klopt niet, maar er is wel een verlies van het gesproken woord. Bij mijn onderzoek blijkt dat hij een zeer beperkte woordenschat heeft. Hij kan alleen ja, nee, die (voor drie) en altijd zeggen.
Als je zijn naam vraagt, zegt hij Lelo.
Ik geef u wat voorbeelden:
Hoelang bent u in het Bicêtre?
– Die (en hij steekt acht vingers in de lucht).
Heeft u kinderen?
– Ja
Hoeveel?
– Die (hij steekt vier vingers omhoog).
Hoeveel jongens?
– Die (hij steekt twee vingers op).
Hoeveel meisjes?
– Die (hij steekt twee vingers omhoog)
Hij kan dus goed tellen. Ook klokkijken geeft geen probleem.
Hoe laat is het?
– Die (hij steekt tien vingers omhoog, wat correct was).
Hoe oud bent u?
– Hij steekt eerst acht vingers omhoog, daarna vier. Hij is inderdaad vierentachtig.
Spieren en Zenuwen
In de eerste hoofdstukken hebben we gezien dat Galenus, Vesalius en Descartes dachten dat er spiritus animales door de zenuwen stroomden, uit de zintuigen op weg naar het brein of uit het brein op weg naar de spieren. Jan Swammerdam had er het hoofd over gebroken. Hij wist dat je een spier kunt laten samentrekken als je de zenuw, die eraan vastzit, prikkelt. Wie de samentrekking van een spier wil begrijpen, moet weten
…wat eigentlijk die subtiele materie is , die buyten alle dispuut, door de senuw tot de spier gevoert wort….
Waarnemen
(…) de neurowetenschappen, waar het zicht op het geheel van waarnemen en bewegen tot een beter begrip van ons gedrag leidt. En we ontdekken dat die eenheid, die de fenomenologen beschreven, gerealiseerd wordt via cellen van de pariëtale en premotorische cortex. Cellen die natuurlijk met elkaar communiceren via neurotransmitters, maar die signalen overbrengen, die de chemie van deze transmitters verre te boven gaan.
Je hand in het vuur steken
Toen ik mijn bloemenkweker de naam vroeg van een van de planten die in de zomer met hun blauwe bloemen mijn tuin opfleuren, bleek hij scaevola te heten. De bloemen hebben de vorm van een handje en ik moest onmiddellijk aan mijn gymnasiumtijd denken en aan Livius. Gaius Mucius Scaevola was een held uit de tijd van het oude Rome. De stad werd belegerd door de Etrusken en dreigde door voedselgebrek een makkelijke prooi te worden voor de vijand. Scaevola vatte het plan op om Rome te redden door koning Porsenna te doden, maar hij had geen signalement. Toen hij het kamp van de Etrusken was binnengedrongen, stak hij de verkeerde dood, werd onmiddellijk gearresteerd en naar de koning gebracht. Toen deze hem vroeg wat hij kwam doen, schepte hij op over zijn plannen en om te laten zien dat hij niet bang was voor de martelingen van de Etrusken, stak hij zijn rechterhand in het vuur dat brandde voor Venus. Zijn hand werd volkomen verminkt en de koning was zo onder de indruk, dat hij de gevangene vrijliet. Bij het verlaten van de tent van Porsenna, waarschuwde Scaevola de koning dat er nog driehonderd mannen als hij klaar stonden om een aanslag op hem te plegen, waarna de koning besloot het beleg op te heffen.